Inflatie: we klagen wat af. Minder dropjes in de zak (krimpflatie), minder roomboter in de croissantjes. Maar al jammerend en jengelend creëren we onze eigen inflatie.
Elke ochtend wandel ik een uurtje met mijn honden over het strand. Af en toe lopen we dan een stukje op met Frank en Stein. Stein is een goudbruine labradoedel, Frank is de man aan de andere kant van zijn lijn. Een aardige (hij heeft zijn naam mee), maar wat sombere kerel die de last van de wereld op zijn schouders lijkt te dragen. Vanmorgen maakte Frank zich druk om de inflatie. Het is allemaal amper nog te betalen, betoogde hij aan de hand van zijn kinderen, twee zoons van vijftien en achttien. De jongste, Jon, zit op vier havo en ging afgelopen maand op schoolreisje, een weekje Toscane. “Logies en vlucht, 750 euro: Ketsjing!” Ik vroeg hem of je er ook voor kon kiezen dat tripje over te slaan. “In principe wel, maar ja, dan is hij de enige die niet mee is, dat zou een beetje sneu zijn.”
“En ouders die simpelweg die 750 euro niet kunnen missen?”
“Als dat echt zo is, regelt school wel iets. Maar ja, ik kan me voorstellen dat dat gênant is.” Frank slingert een tennisbal richting de horizon, Stein stuift er enthousiast achteraan, op de voet gevolgd door mijn honden. “Volgend weekend heeft hij een voetbaltoernooi in Metz. Wéér tweehonderd euro. En gisteren kon ik 250 euro aftikken voor een paar nieuwe sneakers.” Frank spreidt zijn armen om zijn machteloosheid te onderstrepen. “En dat zijn nog maar de excessen.”
Apenrots
Dat weet ik, want ik zie Jon wel eens door de straat rijden op zijn fatbike, dure merkkleding aan zijn lijf en de nieuwste iPhone in zijn kontzak. Dat is niet de meest veilige plek voor zo’n duur toestel, weet ik omdat Frank eerder klaagde dat zijn zoon zo ongeveer elk jaar zijn telefoon aan gruzelementen laat vallen. Ik adviseerde Frank toen om er een rubberen beschermhoesje omheen te doen. Dat had hij gedaan, maar Jon vond dat niet cool en dus was het hoesje er net zo snel weer vanaf. Daarna opperde ik om de volgende keer dat de telefoon kapot ging, hem te vervangen door een ouder, gerefurbisht model. Frank reageerde geschokt: “Man, daar kan hij zich toch niet mee vertonen op school. Dan staat hij voor lul.” Dat heb ik nooit zo ervaren met mijn toestel van een jaar of vijf oud, maar goed, ik verdien er alleen maar de kost mee. Ik hoef er de middelbare apenrots niet mee te beklimmen. Net als die belachelijk dure merkkleding en -geurtjes (jongens van die leeftijd walmen tegenwoordig als plattelandsdames na een dagje huishoudbeurs) is een vette smartphone een ticket to the top.
Kinderen op e-bikes
De sneakers aan mijn voeten waren afgeprijsd van zeventig naar 35 euro en lopen heerlijk. Er staat alleen geen merkje op dat door een of andere influencer wordt voorgeschreven. Maar goed, ik heb dan ook een goed betaalde baan en kan niet meer bij mijn ouders aankloppen voor geld. Wanneer ik ’s morgens door de stad rijd, haal ik, bijna zestig, op mijn trapfiets hele kuddes jongeren in die in de kracht van hun leven per e-bike naar school gaan.
Ik herinnerde Frank eraan dat onze schoolreisjes niet per vliegtuig een week naar een ver buitenland, maar met de bus een dag naar Slagharen waren. Dat we niet met een e-bike van tweeduizend euro, maar op een oude trapfiets met hoogstens drie versnellingen naar school gingen. Dat we geen smartphone van duizend euro met beltegoed en databundel uit de kontzak konden laten vallen. En dat ons voetbaltoernooi niet in het buitenland, maar het naburig dorp werd gespeeld.
“Wat een shagrijnige oudemannenpraat”, wees Frank mij terecht: “De wereld is veranderd, in welke tijd leef jij?”
“Probeer jouw kinderen, alleen maar in gedachten, nou even te laten leven naar de standaard uit onze jeugd. Hoe duur zouden ze dan nog zijn?”
Het is alsof je van driehoog achter in oost-Groningen verhuist naar een villa met zwembad in de Bloemendaalse duinen en vervolgens gaat klagen over de toegenomen woonlasten.
Het enige dat echt duurder wordt, is onze smaak.